HEUPDYSPLASIE

Wat is heupdysplasie?

Bij een heupdysplasie is er sprake van een heupkom die te groot of te klein is voor de heupkop. Of een heupkop die niet goed past in de heupkom. Een heupdysplasie is een aangeboren aanlegstoornis of ontwikkelingsafwijking van het heupgewricht. Op de leeftijd van drie maanden bedraag het aantal heupdysplasieën 10 tot 20 per 1000 kinderen. Heupdysplasie komt bij meisjes vier keer zo vaak voor als bij jongens. Het komt vaker voor bij de linkerheup. Een aangeboren heupdysplasie komt vooral voor bij stuitligging, waar sprake is van overstrekte knieën.

Er zijn bij een heupdysplasie geen symptomen waarneembaar, pas als er sprake is van luxatie (volledig dislocatie van het heupgewricht) of subluxatie (partiële dislocatie). Hoe herken je dan een heupluxatie?
– Indien er een luxatie is van één van de twee heupen kan er een extra bilplooi zichtbaar zijn aan de kant van de heupluxatie.
– Er is een grotere afstand tussen de benen waarneembaar
– In ruglig en buiklig kan opvallen dat het kind één heup meer naar buiten kan drukken dan de andere.
– Een vergrote holling van de rug kan een teken zijn van geluxeerde heupen.
– Een waggelgang kan een teken zijn van heupluxatie

Er is een classificatie voor dysplastische heupontwikkeling (DHO):
– Dysplasie met veelal een instabiele, (sub)luxeerbare heup (gedurende de eerste maand);
– Subluxatie heup
– Luxatie heup

Rol van de kinderfysiotherapeut

De kinderfysiotherapeut speelt een rol bij het vroegtijdig onderkennen van een heupluxatie. Hierbij kan de kinderfysiotherapeut een abductietest en beenlengteverschil test uitvoeren. Een kinderfysiotherapeut komt vaak in beeld na een spreidbehandeling. Hierbij kan een kinderfysiotherapeut motorisch een kind stimuleren tot verbeteren van looppatroon. Ook kan de kinderfysiotherapeut adviezen geven over het hanteren en positioneren als het kind een spreidbeugel of bandage draagt. Denk hierbij aan: hoe wordt het kind gedragen, hoe kan het kind toch op de buik liggen etc.