ONVOLDOENDE VERKLAARDE KLACHTEN, FUNCTIONELE KLACHTEN

Onvoldoende verklaarde klachten, functionele klachten

Wat is…?

Soms ervaren kinderen pijnklachten of problemen met bewegen en kan dit niet verklaard worden door verschillende artsen. De klachten kunnen uiteenlopen van hoofdpijn, buikpijn, pijn in gewrichten of ledematen tot vermoeidheid. Vaak is de impact van de klachten erg groot op het functioneren van het kind. Omdat de medische wereld de klachten onvoldoende kan verklaren is er vaak sprake van onbegrip bij ouders, kind en omgeving. Het betekent echter niet dat deze klachten niet bestaan, er is wel een verklaring te geven voor deze klachten. De klachten zijn dus niet verzonnen. Om de klachten te verklaren is het belangrijk om een goed beeld van het kind en zijn omgeving te krijgen. Vaak wordt de klacht namelijk veroorzaakt of in stand gehouden door een combinatie van meerdere factoren. Meestal is er een moment geweest dat de (pijn)klachten zijn ontstaan, bijvoorbeeld een val of botsing. Er kan dan sprake zijn van een wond of kneuzing en het is normaal dat het kind dan (pijn)klachten ervaart. Deze klachten verdwijnen over het algemeen binnen enkele weken. Bij kinderen met functionele klachten is dat echter niet het geval. Wanneer er sprake is van pijn, dan voelt het kind de pijn nog wel. Het zenuwstelsel stuurt nog steeds pijnsignalen naar de hersenen. Maar er is geen sprake meer van schade (de wond/ kneuzing is hersteld).

Kinderfysiotherapeutische behandeling

Dit was ook het geval bij Anna. Zij blijft klachten aan haar linkerknie ervaren na botsing met een andere fietser. Anna viel op de linkerknie. Deze was blauw, dik en pijnlijk. Even leek het steeds beter te gaan, de pijn werd minder en de zwelling en verkleuring nam af. Anna kon ook weer meedoen met schoolgym en fietste weer naar school. Nadat Anna lang heeft moeten fietsen met de klas, omdat ze op kamp gingen, heeft ze weer enorm veel last. Eenmaal thuisgekomen nemen de klachten toe. Anna fietst bijna niet meer vanwege de pijnklachten. Ze wordt met de auto naar school gebracht en spreekt dus ook haar fietsvriendinnetjes minder. Ook gymles kan Anna vaak niet meer meedoen. Daarnaast turnt Anna normaal 3 x per week, maar dit lukt niet meer vanwege de klachten. Anna gaat naar de huisarts en wordt naar het ziekenhuis doorverwezen. Er worden verschillende onderzoeken gedaan, maar een medische verklaring kan niet worden gevonden voor de klachten. Uiteindelijk wordt Anna verwezen naar een kinderfysiotherapeut en een psycholoog. Deze gaan samen aan de slag met Anna.

Na een intakegesprek en onderzoek blijkt het volgende:

  • Anna kan de knie goed bewegen, maar alle bewegingen zijn pijnlijk.
  • Anna spreekt nog maar weinig vriendinnen, omdat ze niet zelf erheen kan fietsen. Ze zit meestal thuis op facebook of whatsapp om haar vriendinnen nog te spreken, maar ze merkt dat dit niet hetzelfde is als wanneer ze ze echt ziet.
  • Anna heeft een verminderde conditie ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Doordat ze minder beweegt is haar conditie erg achteruitgegaan.
  • Anna woont alleen met haar moeder. Zij is vaak druk met haar werk, maar maakt zich wel enorm veel zorgen om Anna. Als Anna pijn heeft masseert ze het been even en probeert ze Anna te troosten.
  • Anna is bang dat ze nooit meer kan turnen, terwijl ze het juist zo goed deed, en misschien naar een betere groep mocht. Ze wordt hier ook erg verdrietig en boos van. Waarom heeft zijn nu juist deze klachten?

De psycholoog kijkt met moeder en Anna naar de gevolgen van de klachten, zoals boosheid en verdriet. Ze helpt Anna om hiermee om te leren gaan. Anna is ook bang dat ze nooit meer kan turnen. De psycholoog helpt om dit op een andere manier te benaderen, het hoeft niet zo te zijn dat ze nooit meer kan turnen. Daarnaast coacht ze Anna’s moeder om ondanks het werk tijd vrij te maken om leuke dingen met Anna te doen en wat minder vaak het been te masseren.

Kinderfysiotherapeutische behandeling

De kinderfysiotherapeut richt zich meer op het bewegen. Samen met Anna wordt gezocht naar activiteiten die Anna weer beter wil kunnen doen. Dat zijn: het naar school fietsen met vriendinnen en meedoen met de turnles. Anna maakt met de kinderfysiotherapeut een schema voor drie maanden, waarin zij aan het eind weer naar school fietst (30 minuten) en meedoet met een turnles (60 minuten). Door iedere week een doel op te stellen, doet Anna steeds iets meer. Voordat ze bij de kinderfysiotherapeut kwam probeerde ze ook wel eens te turnen, en als het dan goed ging deed ze meteen een hele les mee. Achteraf had ze dan weer veel last. Nu neemt ze kleine stapjes, ook als het goed gaat doet ze niet meer. Op een slechte dag doet ze ook niet minder, ze volgt het schema. Dat is soms moeilijk, maar uiteindelijk merkt ze dat het beter gaat. Ze kan weer turnen. Soms heeft ze nog wel wat last, maar dat wordt al steeds minder. Ook het fietsen naar school is erg fijn, het is weer gezellig om met haar vriendinnen over jongens te kletsen op weg naar school.

Het verhaal van Anna is illustratief voor veel kinderen met functionele klachten. Natuurlijk is ieder kind verschillend. Daarom wordt per kind goed bekeken welke factoren de klachten kunnen verergeren of in stand houden. Vaak zal de kinderfysiotherapeut samen met andere disciplines (zoals een psycholoog) aan de behandeling starten. Soms is dat in het ziekenhuis, maar dat kan ook zijn bij een praktijk voor kinderfysiotherapie.

 

Literatuur: Empelen R, Nijhuis-van der Sanden R, Hartman A, eds. Kinderfysiotherapie. 3e druk. Amsterdam: Reed Business Education; 2013.